Jacob Eduard de Witte van Haemstede Jr.: Christoffel de Gama, of het beleg van Goa. ’s-Gravenhage, 1788.
Uitgegeven door EDITEUR
Red. dr. A.J.E. Harmsen, Universiteit Leiden.
Ceneton09288 - EDBO
In deze uitgave zijn evidente zetfouten gecorrigeerd en gemarkeerd met een asterisk.

Dit is een onderdeel van de Ceneton Groeipagina. Van dit toneelstuk moeten nog alle pagina’s gedaan worden.

Continue

CHRISTOFFEL DE GAMA,

OF HET

BELEG VAN GOA,

TREURSPEL.

DOOR

J.E. DE WITTE, JUNIOR.

________________

In ’s GRAAVENHAAGE,
By DIRK MUNIER,
1788.

VOORBERICHT. T\[t Treur/pel, etn der eerjle Jlukken zynde, die ik dichtkundig behandelde, heeft reeds drie jaaren afgewerkt gelegen. Geduurige tusfchen beiden komen’ de omstandigheden, hebben ’er de uitgaave tot op heden van vertraagd; en toen ik het zelve tegenswoordig na zag om ter perfe te zenden, vondt ik ’er zoo veele gebreken in, dat ik het grootjle gedeelte van bet geen ik over drie jaaren ’er van ftelde, heb moeten veranderen , vooral in de twee laatfte bedryven, die omtrent geheel nieuw zyn. Echter heb ik het ftuk niet zoodanig kunnen fchaaven, of een dichterlyk oog zal ’er -_ en voord in de eerjle drie bedryven, menigvuldige feilen in ontdekken; doch daar ik myn’ Garnaal een’ eerjlelin" het publicq aanbiedt, zullen myne kunjlvrienden hem, hoope ik , minder fireng beb’ordeelen. Dichters alleen weeten, welk Mn onaangenaam en verveelend werk het is, dichtjlukken van jonger dagtekening te verbeeteren. En ik zoude zeker dit Jluk geheel achter gehouden hebben; als ik hetzelve niet reeds over drie jaaren in de Nieuwspapieren hadt laaten aanmelden; en men dus die aanmelding voor eene misleiding konde houden, wanneer ik hetzelve de pers weïeerde. -- * * 2 Ik Ik kan dit Treur/pel, even als myn Treur/pel: coNÇ stantia de saint denis eene eigen vinding heeten. - Ik heb my aan geene hiftorifche waarheid gebonden - nach ’ willen -binden: anders möeft ik Gama, volgens 1’Hiftoire Philofophique & Pol. da deux Inies van den Abt de Raynal, voor Zeïla in Afrika gebracht hebben, in plaats van Hamed inAfie voor God. -Dochdaar ik geene hiftorifche waarheid, maar eene D chterlyke vinding in het ft ellen van dit Treur/pel op het oog had’, heb ik my niet aan hét waare van de hiftorie willen gedraagen, echter moet ik bekennen, dat ik min of meer eene handleiding tot het ontwerp van myn plan heb getrokken uit deeze volgende regels van den genoemden Heere de Raynal te vinden in zyn: Ecole Militaire. ã 1’Empereur d’Ethiopie implore le Secours des ã Portugais fes aillics, contre grada Hamed, roi ã de Zeila, & de toute la Cote d’abel; que la ã propedhon du grand Seigneur rend trés redoutaã blea fes voifins. - Christophe de Gama, ã part ausGcot de Goé avec un Corps de troupes. ã affez confldérable. Battu, & prifonnier, malã gré fon grand courage, il eft conduit a fon vainã queur. Grada Hamed lui demande, ceqiCilmã roit fait de lui s’il l’avoit pris? - je t’auroii ã fait trancher la tete, repond fièrernent Gama, ã & ton corps coupé’en quartiers, auroit étéfufpendu en divers quakers, pour yforvir d’exemple ö depouvantad aux tyrans. Loin d’admjrer une È mtrepjdite ü noble/l, barbare coupe de fa pro. ã pre v pre main Ia têtedeGama & fait executer le refie 3, de la fentence qu’on avoit prononcée coritre ã lui. " Voor ik meer zeg, moet ik hier aanmerken, dat ik, na veele autheuren nageflagen te hebben, nergens, dan in deze bovengaande regels, den .naam van een’ Chriftoffel de Gama vinde gemeld: wel van een’ Vafco de Gama , die zelfs als Gouverneur van God bekend is; of dit dus een drukfout, of eene misflelling van den kundigen Raynal is , zal ik niet bepaalen: en wyl het fomtyds aan myne mindere kiftoriekunde te wyten is, dat ik dien naam niet vinde. zoo heb ik hem lief ft gelaaten, gelyk hy in 1’Ecole Militaire voorkomt. - Myn Treur/pel kezende, zal men echter zien, dat ik my mede niet aan den inhoud van deeze bovenftaande regels gedraagen heb ; immers niet virder dan het geen de naamen:. Gama, Hamed en Gok betreft. Wel is waar, ik laat Gama door Hamed eigenhandig dooden; maar fchoon ik deze cataftrophe van den franfchen fchryver niet voor my gehad hadi zoude ik, volgens het beloop van het toneel, waarop men geene te rechtftellingen duldt, haar van zelfs dus hebben moeten doen afloopen: ten minfte wilde ik de gewoonte van den turkfchen Landzaat in acht neemen. - ., Hamed komt in deze franfche regelen voor als een Tyran: doch ik heb hem alleen als een’ verlegen en * 3 Heef- Heerfchzuch tig vorst afgefchetft. De redenen die my hier toe bewoogen, zyndeeze: Onze voorhanden zynde Treur/pelen zyn, voor het meerergedeelte, zoodanig opgevuld met Forfte. lyke dwingelanden, en haatelyke Karakters, dat in dezelven de naam van Tyran dt eigenaartige naam, dien men aan gekroonde hoofden geevt, fchynt gevonden te zyn. En daarom heb ik Hamed in een gunfliger daglicht gefield.- Ik kan hier niet voorby den ons Vaderland, en vooral de letterkunde tot zoo veel eer verflrekkenden Feith aantehaalen, die, in zyne Thirfa, ons den Tyran Anciöchus , flechts als een vorst doet voorkoomen, die meer om zyn: ik wil der Koningen door Jedidia te zien gehoorzaamen, dan uit eene aangebooren wreedheid tyran wierdt: fchoon het uit de Boeken der Machabeën, als uit Flavius Jozephus te over bekend is, dat Antiöchus een ontmenfchten wreedaart was. - Of zoude Hamed hem overtroffen hebben’?. ... ik kg de pen hier by neder: het kan my niet kwalyk genomen worden, dat ik my aan de gevoelens van diengrooten dichter gedraage!- Niet een haatelyk karakter komt ’er in dit Treur* fpel voor; ik heb gedacht die uitterflens te kunnen vermyden. fchoon ik wel weet, dat een fiuk , waarin alle vertooners volftrekt deugdzaam zyn, meefl laf. en koud is : Doch ik vertrouw, dat een Gama en eene Thefira hier genoeg in fiaat zullen zyn om de ge- moede- mosderen in beweeging te houden, en een deelneetnend aanfchouwer Hamed met een oog van medelyden zal aanzien, als hy zich herrinnert tot welke voor de menfchheid vernederende driften de Heerfchzucht ons kan vervoeren. - Behalven dat, waartoe is het nodig dat men wangedrochten op het Tooneel brenge om ons te roeren* wanneer eene edele menfchliefde alleen kan voldoen, om ons door de tederfte aandoeningen rond te flingeren?’- Boet het der Menfchheid eenige eer aan, wanneer zy ons Monflers oplevert, voor wier dragt de aarde als uit \haren navel fpringtl- Edele Natuurgenooten! is het welde tyrannye, de wreedheid3 de moord - of deverraderye , die ons hart moeten aan het giften brengen, en ons door haare woede alle de ontroeringen van het geen ons leeven vergiftigt, doen ondervinden om een traan uit onze oogen te doen rollen ? - De trouw - de edelmoedigheid - de zucht tot het Vaderland, zyn die fchoonheden niet meer overéénkomftig met ons geftel om het zelve te beweegen, dan alle de voorigen ? - Edele ftervelingen l beflift. - ik heb myn fmaak gevolgd. -* Het huisfelyke des Tooneels; namelyk de fchikkingen van het zelve, en de kleeding van Thefira en Aftralife, heb ik hier in het ftuk zelve bepaald; met oogmerk, dat men, wanneer het zelve immer ten Toneele gevoerd wierdt, met meer gemak zoude kunnen nagaan, hoe myne meeningen waaren hit te dosnuitvoeren. - * 4 Be Be Profaifche byzetting der houdingen, en uitroepen der perfoonen, heb ik ’er alleen tot opheldering in de teezirig (buiten het toneel,) en niet om de ASteurs of Atlrices in hunnen tak, (op het toneel) te treden, bygevoegd: wel weetende , dat een goed Toneellift den volzin den meeningen van den dichter weet uittedrukke?i. - Doch of dit weeten by alle leezers van Treur/pelen of andere Boekenplaats grypt, is meer dan twyffelachtig-. yeelen leezen maar van bladzyde één tot het einde, zonder te voelen dat men, om hier een voorbeeld by te brengen, een Feith moet zyn, om de tederheid der liefde van eene Selima in deze éénen regel: ,, ’k Heb eens flechts eens bemind, rriaar ’t was ,, vo?r de eeuwigheid. " Uittedrukken. En in waarheid, het is zoo voor de Bichter - als voor de Bijlorie en andere Schryvers, wet ongelukkig dat veele lieden hunnen arbeidof de uitdrukkingen, die een geheel menfchelyk hart om te bevatten, vereisfchen, niet verfiaan: en hier om de waerdigfte- de ter verbetering voor de zeden best gefchikfie fchriften, met eene onverfchillige koelheid geleezen worden. - Boekjes die met eene laage pen gefchreven zyn, en wier fchryver niets dan een bederver van het menfchdom - en een verwoefler vah den gehelen zedekundigen Cirkel der Jeugd is, deeze leeft men tot ongeluk van veelen. met eenen aandacht die het diep ft vergif in onze harten uitflort; en \iet zyn die nadeelige fchriften, uit de welke men de Zedeloos- deloosïieid het eerjle moet afleiden. Die my de eer blieft te doen, het eerjle flukje myner Fragmenten na te leezen, zal in het Fragement genaamd: de Schouwburgje gedachten vinden, die ik over het nut der Schouwburgen, tot opbouw van de zeden onzer Landgenooten voede, dit hier aan te tekenen zoude my te ver dben uHweiden- laat ik, even ahinmyne Fragmenten, alléén moogen aanmerken, dat het, myns bedunkens weinig tot lui/Ier van den Schouwburg verjlrekt, dat men . na het "ertoonen van een waerdig Treur [pel, eene zouteloofe klucht laat volgen, en die ndvertooning de zedekunde uitwifcht die de deugd van het Treurfpel, in de harten der aanfehouwets zaaidde. - Schoon het waar is dat de fmaaken onderfcheiden zyn; zoo kan het evenwel niet als voldoende voor de gezonde reden worden opgegeeven, dat dit onderfcheid der fmaaken de kwaade inrichting van het hedendaagfeh toneel zoude wettigen. Ik weet wel dat wanneer men een Groenlander by een Paryfenaar, en onder befchaafde volken, een Newton by eenen Thomas van Kempen, een Cats by eenen Voltaire, een Langendyk by eenen Young, en een hedendaagfehen Staatfchryver by eenen Pope vergelykt, ( gelyk een kundig Man ergens aantekend_) dat men dan met reden zou mogen vraagen: zyn dit alle wezens van ééne foort? Doch die verfcheidenheid van denkwyze, zal nooit aan eene uitfpannig het recht geeven, om het zedenloofe, dat in die onderfcheiden denkwyzen gelegen is, meer en meer aantekweken: maarzeker * 5 is is het openbaar Toneel gerechtigd om,’ zoo veelmoogelyk, dit zaad der zedenloosheid, in wie het ook zyn moge, uittedooven; en het waare te wenfchen, zoo voor den goeden fmaak, als tot nut des Menfchdoms, dat de uitkiez’ng der Jlukken voor het Toneel eene befchaving onderging; op dat men eens die verzamelplaats der jeugd, als eene nuttige byeenkomjt voor de Maatfchappye konde befchouwen l - Vwr het overige is het, by herhaaling, dat ik dit Treur [pel, aan de toegeevenheid der kunflkenneren beveele, immers de eerjle bedryven; en zy het zelve aanzien als de eerjle harfchenvrucht eener pas opkomende dichtkunde. J. E. de WITTE, Junior, In den Haage, April 1788. [p. 13]

CHRISTOFFEL DE GAMA,

OF HET

BELEG van GOÁ,

TREURSPEL.

_______________________

EERSTE BEDRYF. EERSTE* TONEEL.

GRADA HAMED. ASSEM.

Beiden uit de tent tredende.

Het Toneel verbeeld de legerplaats der Turken. Op den vóór-
    grond ziet men de tent van Hamed; en in het verschiet
    de Stad Goá: vóór den ingang der tent staan twee Tur-
    ken met ontbloote Sabels.


                                HAMED.

Laat af! ’t is meer dan tyd die trotsche Stad te dwingen,
Zie daar, zes maanden, dat wy haaren muur omringen;
En nog geene enkle winst heeft onzen storm gekroond.
De fiere Gama, die in zyn verweeren toont
(5) Alöm zoo veel beleid, zal wis het uiterst waagen:
En worden wy, door hem, van dezen wal geslaagen,
Zoo misse ik, met myn roem, de gunst van Soliman.
Dit lydt myn glorie niet, myn grootheid gruuwt’er van.
[p. 14]
Hoor hier myn laatst besluit, en ’t uiteind van myn poogen;
Zoodraa de duisterheid de wolken heeft omtoogen,
Moet gy gereed zyn, met de bloem van onze macht,
Om, Stormende op den muur, met meerder woede en kracht,
Dan wy tot nog toe deên, een jongste kans te waagen.
Ik zal, met myne wacht, den aanval helpen schraagen,
Vel alles — alles neêr, en toon dat, in den nood,
Gy ’t leeven grootsch veracht, voor een roemruchte dood.
Vergaar het heïr by een, dicht onder Goás wallen,
Dat alles stil zy; om hen beter te overvallen. —
Gaa! ’k spoed my derwaarts tot vergrooting uwer macht.....
Gy aarzelt, dunkt my, hebt ge iet beter uitgedacht?....

                                ASSEM.

ô Neen, myn Vorst! ik gaa voldoen aan uw bevelen:
Vergun, myn yver, slechts dat hy u meê mag deelen
Het geen ik denke, op dit ontwerp door u beraamd.
Mag ik my uitten, Prins?

                HAMED, met drift.

                                      My dunkt, het meer betaamt,
Dat gy genoegen neemt, in ’t geen ik heb beslooten.
Wat wilt gy? spreek! zyn wy niet steeds teruggestooten,
By iedren uitval, op den Portugeesch gedaan?
Hoe! zoude ik langer nog, voor Goáás muuren staan,
Ten schanden van myn’ Roem! neen: Assem! wil niet waanen,
Dat Hamed langer draale, om zyne legervaanen
[p. 15]
Te planten op dien Wal!... doch zeg, wat hebt gy voor?

                                ASSEM.

Het smart me, ô Vorst! dat ’k u door myne reên verstoor.
’k Wensch vuurig, om de Stad in onze macht te krygen.
Maar ’k gaa, het is myn plicht, gehoorzaam zyn, en zwygen!
HAMED, hem weêrhoudends, op een’ gebiedenden toon.
Neen, blyv! leg allen schroom van myte hoonen af!
assem, buigt zicht.
Gy weet welk een bevel, ö Prins! my Manmoud gaf
Van Uwe Majefteit, om één der buitenwerken,
Waar meê men bezig is de vefting te verfterken:
Te doen aanranden ’k heb dit hoog bevel vojbragt.
En, Hoofdman Ali, met een fterken drom van macht
Daar heên gezonden; gy kont u op hem begeeves:
Hy heeft den Vyand, meer dan eens, teruggedreven.
En winnen wy dien post, zoo zal ’t niet nodig zyn,
Dat men, ten storm gereed, voor deeze veft verfchyn’:
Door ’t winnen van dit werk, moet Goa zeker vallen,
Het strekt ten sterksten schut, aan de afgebeukte wallen.
Dus, als ik raden mag, zoo wachten wy veel eer
Met stormen tot den stond dat Ali wederkeer’.
Zie daar, myn Vorst! het geen ik wenschte voortedraagen.
hamed. Dat ’s zoo: maar wordt myn volk met schanden afgeslagen,
[p. 16]

[...]

Continue