Uittreksel uit Desiderius Erasmus: De conscribendis epistolis (1522)



1. De vorm van een brief - Quis epistolae character

Het is onzinnig om aan alle brieven dezelfde eisen te stellen; het onderwerp van een brief varieert namelijk. Er bestaat dan ook niet één model dat op alle brieven toepasbaar is. ‘Naar mijn mening is de beste vorm van uitdrukken die welke het meest past in de context.’
Van groot belang acht Erasmus ‘brevitas’, waarmee hij bedoelt ‘het vermogen om zoveel mogelijk stof in zo weinig mogelijk woorden te persen.’ Een brief is werkelijk kort wanneer niets kan worden weggelaten zonder afbreuk te doen aan de inhoud.
‘Bij dit alles moeten we voor ogen houden dat een belangrijk verschil tussen een boek en een brief is, dat de laatste zoveel mogelijk aangepast moet worden aan de directe gelegenheid en aan eigentijdse onderwerpen en personen, terwijl een boek, omdat het bedoeld is voor algemeen gebruik, erin moet slagen alle geschoolde mensen van goede wil te behagen.’

2. De onbewerkte brief - De illaborata epistola

‘Sommigen zien in een nonchalante en niet-uitgewerkte brief een teken van minachting.’
De opvatting van Erasmus zelf: ‘Verwerp versiering als je wil, maar zorg dat het nergens slordig wordt.’

3. De hoogdravende brief - De gravitate epistolae

‘Een brief zal toewerken naar een tragische uitbarsting en gebruikmaken van hoogdravende stijl en sesquipedalia verba, woorden met veel lettergrepen, wanneer het onderwerp dat vereist.’
‘In een brief over alledaagse dingen zal attisch taalgebruik [= eenvoudige, verfijnde wijze van spreken] goed voldoen, tenzij er reden is voor een speciale aanpak.’

4. De helderheid van een brief - De perspicuitate epistolae

‘In alle vormen van taal is helderheid van het grootste belang. Want wat voor zin heeft taal die niet begrepen wordt?’
Onduidelijkheid wordt niet altijd door de schrijver veroorzaakt: ‘Ik denk dat je zult vaststellen dat de duisterheid in jou schuilt, niet in de auteur.’
Het is niet erg om geconfronteerd te worden met iets dat je niet begrijpt: ‘Ik vind het niet erg om iets tegen te komen dat ik niet begrijp; ik vind het eerder prettig om de kans te krijgen iets nieuws te leren.’ ‘Wat de een duister vindt, is volmaakt begrijpelijk voor de ander.’

5. Welluidendheid - De compositione

Erasmus laat dit punt geheel over aan het oordeel (en de vaardigheid) van de schrijver.

6. De stijl van de brief - De habitu epistolae

Erasmus sluit zich aan bij Quintilianus: ‘Hij vindt de beste stijl die welke het beste past bij het onderwerp, de plaats, gelegenheid en het karakter van de toehoorders, en dientengevolge dat het dwaasheid is om de wijze van spreken vast te leggen in stricte voorschriften.’

7. De onderscheidende kenmerken van een brief - Peculiaris epistolae character

Eén kenmerk is volgens Erasmus karakteristiek voor een brief: ‘[...]de formulering van een brief [...] moet lijken op een conversatie tussen afwezige vrienden [...]’

8. Verfijnd taalgebruik - Elegantia

‘Verfijnd taalgebruik verwerf je alleen door veel lezen, voorschriften, schrijvers bestuderen en veel oefenen in schrijven en spreken.’ ‘Kunst is niet beslist noodzakelijk, maar wanneer het ontbreekt dan zal vertoon van kunst de lachlust wekken.’

9. Praktijk en imitatie - Exercitatio & imitatio

Erasmus benadrukt het belang van goede leermeesters. Erasmus geeft een lange rij voorbeelden van - in zijn ogen - voortreffelijke voorgangers uit de antieke oudheid, zoals Cicero, Horatius, Lucianus, Socrates etc.

10. Het voorstellen van het onderwerp - Quomodo proponendo materia

Erasmus raadt leraren het volgende aan: ‘De leraar moet een onderwerp niet uitputtend behandelen waardoor de leerlingen zelf niets meer kunnen bijdragen, ook niet slechts een magere schets geven, maar een die op een bepaald punt is uitgewerkt, zodat ze vertrouwd kunnen raken met hun pijlen te richten op een bepaald doel, als het ware, en wijsheden, argumenten, bewijsredenen, uitweidingen en andere stijlfiguren kunnen bedenken.’

11. Correctie - De emendando

Men moet heel nauwgezet de opdrachten van de leerlingen nakijken; niet alleen moet je de duidelijke taalkundige fouten corrigeren, maar ook moet je elk woord dat ongepast, ijdel of houterig is markeren, corrigeren en veranderen.
Je mag niet corrigeren met scheldwoorden en met andere woorden en blikken die zouden kunnen impliceren dat je de leerling haat. Dan krijgen jonge breinen een hekel aan studeren en ze zullen leren haten voordat ze weten waarover het gaat.
Dingen die niet getolereerd kunnen worden, moeten vriendelijk maar gewetensvol gecorrigeerd worden. Tekorten die wel getolereerd kunnen worden moeten een tijdje genegeerd worden of veranderd worden in iets beters met een prijzend woordje voor wat de student kan.
Erasmus schetst in dit hoofdstuk verder uitgebreid hoe het er in de klas dient toe te gaan, hoe je met leerlingen dient om te gaan, hoe een leraar zich moet gedragen.

12. De praktijk om één persoon in het meervoud aan te spreken - De consuetudine unum multitudinis numero compellandi

Erasmus vindt de praktijk van het aanschrijven van een persoon in het meervoud, absurd. Bladzijden lang gaat hij door over hoe vreselijk hij het vindt. Gelukkig raakt het in onbruik.

13. Over de begroeting - De salutatione

Het is een slecht voorteken als de brief verkeerd begint. Erasmus geeft advies over wat je moet vermijden bij het begroeten, De namen van beide personen, schrijver en geadresseerde, moeten genoemd worden. Hij vertelt hoe je het beste Latijn kunt vervoegen. Geen gevlei in titels, geen pedant taalgebruik. Hij somt wat gekheden op die hij niet goed vindt.

14. Enige formules om op simpele wijze de groeten te doen - Simplicis salutationis aliquot formulae

Erasmus laat zien hoe je simpel de groeten doet: " X doet de groeten aan Y". Hij vertelt ons hoe we titels moeten hanteren, soms zijn de titels veranderd of noemt men bepaalde functies anders.

15. Nieuwe formules om de groeten te doen - Novae salutandi formulae

Uit de tijd van Plinius dateert het groeten als " Plinius zendt groeten aan zijn Calpurnia", waarmee een nauwe relatie wordt aangeduid. Maar als we ons toestaan van de gewoonten van de ouden af te wijken, dan zijn er vele manieren van groeten toegestaan. Erasmus noemt er een aantal.

16. Groeten in de tweede hand of teruggroeten - Quomodo per alium salutandum, aut resalutandum

Het komt vaak voor dat we een persoon via de tussenkomst van een ander begroeten.
Erasmus geeft vele manieren hoe dit onder geleerden gedaan zou moeten worden.

17. Groeten terugdoen van een derde persoon - Reddita salutatio per alios

In dit hoofdstuk staan zeven manieren om de groeten terug te doen van een derde persoon

18. Epitheta en aangenomen namen - De epithetis & nominibus adoptivis

Soms is het beleefd en hoffelijk om eervolle namen toe te voegen; een oudere man aan wie je veel te danken hebt kun je met ‘vader’ aanschrijven, een jongeman die ons lief is met ‘zoon’
Daaraan kun je epitheta toevoegen. Je kunt ze gebruiken in het midden van een brief. Je moet wel rekening houden met de persoon die je aanschrijft en de relevantie met betrekking tot het onderwerp van de brief. Erasmus geeft een lijstje van vaste combinaties voor mensen van de kerk.

19. Epitheta van prinsen - Principum epitheta fere sunt huiusmodi

In dit hoofdstuk beschrijft Erasmus hoe je prinsen moet aanschrijven.
Koningen goddelijk noemen is een teken van heidense onderworpenheid.
Het is barbaars om ze heer te noemen.

20. Epitheta van civiele magistraten - Magistratuum civilium epitheta fuerint haec

In dit hoofdstuk somt Erasmus de epitheta op die je kunt gebruiken voor civiele magistraten
Je kunt hier opzoeken, hoe je een rechter aanschrijft, een advocaat of een arts.

21. De gebruikelijke epitheta voor familieleden en verwanten - Cognatorum & affinium haec fere sunt epitheta

Erasmus noemt eerst enkele benamingen voor directe familieleden en andere naasten. Vervolgens geeft hij enkele benamingen voor overige relaties: welgestelde mannen in invloedrijke posities, met intelligentie of talent begunstigde mensen, gehuwde vrouwen, meisjes en jonge mannen. De lezer wordt gewaarschuwd voor het vrijelijk toepassen van de genoemde epitheta, met name wanneer het kwaliteiten betreft die de ontvanger van de brief niet bezit. Dit kan immers tot zeer ongewenste situaties leiden.

22. Wanneer en hoe epitheta het beste kunnen worden gebruikt - Ubi, & quomodo potissimum utendum epithetis

Erasmus ziet graag dat epitheta met matigheid worden gebruikt in begroetingen. Soms zal er gedurende de brief gelegenheid zijn om epitheta te gebruiken, waarvan hij enkele voorbeelden geeft.

23. De transformatie van epitheta - De transfigurandis epithetis

Bijvoeglijke woorden kunnen soms passend omgezet worden in zelfstandige naamwoorden en zo de plaats van het voornaamwoord in de zin innemen. Hiervan geeft Erasmus enkele voorbeelden. Om zaken te benadrukken kan de schrijver deze herhalen. Bij voorkeur wordt het betreffende zinsdeel niet letterlijk herhaald maar geparafraseerd. Door epitheta met mate te gebruiken en op correcte plaatsen wordt de brief empathischer en verlevendigt haar betekenis. Soms kan de naam van de geadresseerde vervangen worden door een synoniem dat de persoon kenmerkt. Het is echter onnozel het gebruik van diens naam geheel te vermijden.

24. Adoptieve(?) namen - De adoptivis nominibus

Adoptieve [=aangenomen?] namen zijn in dezelfde contexten toepasbaar als waarin men personen van macht, ondersteunende invloed en vriendelijke behulpzaamheid aanschrijft. Erasmus geeft enkele voorbeelden van de doelgroepen die hij hiervoor in hoofstuk 21 ook aankaartte.

25. Bijgeloof omtrent epitheta - De superstitione epithetorum

Men moet zich bij het aanschrijven van personen niet beperken tot één bepaald epitheton of dit in slechts één bepaalde woordvolgorde willen schrijven. Het idee dat verandering in de woordvolgorde de werking van het epitheton zou verminderen of zelfs wegnemen is onzin volgens Erasmus. Herhaaldelijk gebruik van hetzelfde epitheton ontneemt de brief alleen maar ruimte en de Latijnse taal haar elegantie. Epitheta behoren volgens Erasmus niet onderworpen te zijn aan hiërarchische conventies, maar een passende betiteling te zijn voor de betreffende persoon.

26. Hoe men afscheid neemt - Quomodo dicendum, vale

Erasmus noemt ‘Vaarwel’ als algemeen afscheid aan het einde van een brief. Daarnaast geeft hij enkele voorbeelden van Griekse en Latijnse begroetingen die aan zowel begin als eind van een brief geplaatst kunnen worden. Ook geeft hij de grammaticale verschillen aan tussen beide manieren van afscheid nemen.

27. Enkele manieren om ‘vaarwel’ te zeggen - Vale dicendi formulae aliquot

Erasmus begint met een opsomming van mogelijkheden tot ‘vaarwel’ zeggen. Daarna geeft hij aan dat de wensen aan de ontvanger gewoonlijk na de afscheidsgroet worden geschreven. Vervolgens kan ook nog iets geschreven worden wat men voorheen had willen zeggen maar (al dan niet doelbewust) is vergeten. Een mededeling na de afscheidsgroet blijft immers sterker gegrift in het geheugen van de lezer. Een ander voordeel is dat zo’n mededeling het idee van gekunsteldheid en pretentieusheid van een brief tegengaat. Tenslotte geeft Erasmus voorbeelden van christelijke manieren om ‘vaarwel’ te zeggen. Deze keurt hij niet volledig af, wel waarschuwt hij voor overdadig en onhandig uitgeweide afscheidsgroeten.

28. Wat komt er na het ‘vaarwel’? - Quod post vale

De klassieken schrijven direct na het afscheid de plaats en datum van het schrijven van de brief. Van de manieren waarop dit gedaan kan worden geeft Erasmus enkele voorbeelden. In sommige gevallen kan het immers van belang zijn te weten waar iemand geschreven heeft, bijvoorbeeld als excuus voor een haastig of slordig geschreven brief. De datum kan zowel op de officiële manier (in jaartallen) als informeel (door benoeming van het dagdeel) genoteerd worden. Qua jaartelling kunnen problemen ontstaan doordat mensen verschillende momenten kiezen als het begin van een nieuw kalenderjaar. Pas recentelijk is het gebruikelijk geworden ook maand en dag van schrijven in brieven te vermelden. Indien de schrijver twijfelt, staat zowel een beschrijving als een dubbele vermelding van het moment van schrijven hem vrij. Ook het benoemen van feestdagen is hiervoor volgens Erasmus niet ongepast.

29. De volgorde van een brief - De ordine Epistolari

Brieven hoeven volgens Erasmus niet standaard in vaste onderdelen opgedeeld te worden. De volgorde dient doorgaans bepaald te worden door ons eigen oordeel en niet door beperkende regeltjes. Verschillende zaken waarover in een brief geschreven wordt kunnen elkaar opeenvolgen door een verbindende zin waarin de schrijver het verband tussen beide te kennen geeft. Als zulke overgangen goed opgesteld worden, kunnen onderwerpen die in eerste instantie weinig met elkaar te maken hebben toch achtereenvolgens genoemd worden zonder dat de brief chaotisch wordt. Erasmus raadt aan frequent zulke overgangszinnen in een brief te plaatsen, ook omdat de interesse van de lezer zo herhaaldelijk gewekt wordt.

30. Een voorbeeld van een brief met gemengde doeleinden - Mixtae Epistolae exemplum

Erasmus geeft een van zijn eigen brieven als voorbeeld voor het toepassen van de in voorgaande hoofdstukken genoemde vaardigheden.

31. Soorten brieven - Epistolarum genera

Brief aan vrienden handelt vaak over verschillende onderwerpen. Nu zal Erasmus ingaan op brieven gericht op een onderwerp.

32. Drie (eigenlijk vier) soorten onderwerpen: - Tres omnium generum fontes

1. persuasieve;
2. demonstratieve;
3. gerechtelijke;
En daarbij nog 4. familiaire.
Met advies van Erasmus: decorum moet nooit uit oog worden verloren.

33. Verschil tussen aanmoediging en overtuiging - Quid inter exhortationem & suasionem

- moed geven om te handelen - aansporen
- motieven nodig - bewijzen nodig
- geeft vertrouwen - verandert manier van denken
- gericht op treuzelaars of wegrenners - gericht op onzekere mensen
Er zijn bewijzen nodig om te overtuigen.

34. Begin van een brief - De exordio Epistularum

Advies voor studenten
1. eerst onderwerpen bedenken waar je over gaat schrijven (dus niet eerst woorden);
2. aard, karakter, stemming van de lezer bepalen;
3. weergeven eigen contact met lezer en factoren die invloed hebben op lezer.
Daarna pas:
4. woorden en gevoelens van dichters gebruiken.
Bij begin van een brief gaat het om: goede wil; aandacht; sympathie.
Een eenmaal geschreven brief kan niet meer worden aangepast (terwijl een redenaar zijn redevoering wel kan aanpassen aan stemming of uitstraling toehoorders).
Als correspondenten elkaar kennen is het niet moeilijk om een brief te beginnen. Het is noodzakelijk dat er in de inleiding al wordt ingegaan op het doel. Indirecte manier beginnen is ook mogelijk. In een brief mag indirecte introductie gebruikt worden wanneer dat wenselijk is, als het maar wel ergens in de brief naar het doel gaat.
Veel elementen uit redevoering zijn niet relevant voor een brief, daarom richtlijn redevoering niet richtlijn voor een brief.
Na winnen goede wil van de lezer, over op persoonsargumenten: beide voorouders elkaar goed gezind, correspondenten samen opgegeroeid, sterke vriendschap, etc. Prijzen van zijn vaardigheden, wat hij bereikt heeft.

35. Het abrupte begin van een brief - Abruptum Epistolae initium

Goed mogelijk bij een vriendelijke brief, of bij een schertsende brief. Noodzakelijk dat dit gebeurt als een conversatie, als een conversatie tussen de correspondenten: levendig.

36. Aanmoedigingsbrief - De exhortatoria Epistola

De gedachten van een mens moeten worden nagegaan: hoop, haat, liefde, verwachting, etc. Het onderwerp prijzen of de persoon prijzen: positie, wijsheid, sterkte, etc.
Contrast weergeven bij liefde, haat, vrienden en vijanden.
Behoefte om altijd te overtreffen: in brief aansnijden dat rivalen beter zijn zodat de lezer zal willen overtreffen, of aangeven dat rivalen minder zijn zodat lezer zich beter zal voelen.
Zijn vrienden hebben grote verwachtingen van zijn bekwaamheid (publiekelijk en privé). Het is belangrijk dat hij deze verwachtingen waarmaakt, dat wordt van hem verwacht. Aannemelijk maken en wijzen op: zijn geboorte, zijn opleiding, dromen, etc.
Verwachtingen van de jaloersen en kwaadaardigen overdrijven. Zijn weldoeners zullen zeer blij zijn als hij hun verwachtingen zal waarmaken.
Voorbeelden geven van degenen die worden bewonderd, zoals de klassieken.

37. De behandeling van voorbeelden - Exempla quomodo tractanda

Voorbeelden moeten met zorg worden gebruikt. Sommigen om na te volgen (imitatio): Socrates, Plato. Moet natuurlijk wel aansluiten bij onderwerp en op juiste manier worden gebruikt. Zo ook mogelijk om voorbeelden te geven van negatieve personen: Nero, Cleopatra, om te ontmoedigen maar soms ook om te bemoedigen.
Er is een grote variatie aan ongelijke voorbeelden mogelijk: gedeeltelijke, volledige, tegengestelde, grotere mindere/ongelijke of gelijke voorbeelden. Cicero laat in zijn Topica zien dat ongelijke voorbeelden effectiever zijn bij aanmoediging, dan lijkt het onderwerp immers groter. Ook bij tegenovergestelde wordt de ongelijkheid bevestigd. De verschillende soorten voorbeelden hebben alle betrekking op de persoon of op het onderwerp.
Er zijn dus verschillende manieren om iemand met voorbeelden aan te moedigen: woord van bekende man, paradoxen van filosofen, woorden van dichters, allegorie, vergelijkingen, etc.
Voorbeelden van levenloze en domme dingen zijn vaak oneerlijk, en zo ook geestelijke dingen. Deze kunnen de voorbeelden van personen aanvullen. De domme dingen (zoals dieren) kunnen worden gebruikt bij de behandeling van niet-dierlijke dingen (Zie Plinius voor verhalen over dieren en mensen). Deze verhalen moeten wel worden ondersteund met serieuze aanvullingen.
Voorbeelden van menselijke ervaringen (geschiedenis) zijn ook welkom.
Hieraan verbonden zijn de voorbeelden van de legendes van de oude dichters en de allegorie van profeten, waarbij uitleg van hun bedoelingen vaak noodzakelijk is.
Van bekende dichters en schrijvers zijn beroemde gezegden bekend, die ook kunnen worden gebruikt (bijv. Plutarchus: iemand die nergens bang voor is, is als een koning).
Zo ook gemeenschappelijke spreekwoorden.

38. Plechtige smeekbede - De obtestatione

Als een aanmoedigende epiloog vereist is, dan is een smeekbede geschikt: de lezer smeken om idealen en moed te hebben die hem (de lezer) waardig zijn. Dit moet hij bereiken met: wijsheid, met zijn vooraanstaande positie (etc. zie p. 89).

39. De aanmoediging afzwakken - De lenienda exhortatione

Dit moet gebeuren als je verwacht dat sterke aanmoediging zal zorgen voor ongenoegen. Het irritante van de aanmoediging kan op verscheidene manieren worden afgezwakt: andere intenties, geen vervelende bedoelingen, etc.

40. De stijl van een aanmoedigende brief - Quis huic generi character proprie conveniat

Volgende stijlmogelijkheden: verheven, onstuimig, vurig, snel. De stijl moet mannelijk zijn, robuust, indrukwekkend en krachtig. Verhevenheid bereiken o.a. via woordkeus en verheven gedachten.

41. Uitweiding - De amplificatione

Bij het opwekken van emoties is uitweiding een belangrijke factor. Het is namelijk een en al overdrijven en afzwakken. Uitweiding mogelijk op de volgende manieren.
Ten eerste: de uitdrukking veranderen: i.p.v. iets ‘vervelend vinden’ ‘zich dodelijk ongerust maken; een ‘aanvaller’ een ‘gladiator’ noemen, etc.
Ten tweede: intensivering door het gewone woord te plaatsen naast de overdrijving: ‘hij is niet alleen een dief, maar een plunderaar’ .
Derde: ‘buildup’ opbouwen naar climax. De uitdrukking krijgt kracht door opeenvolging: opbouwend óf afbouwend.
Uitweidingen kunnen aangeven wat gebeurd is, maar kunnen ook duidelijk maken wat nog komen gaat: punt van speer wordt opzij geblazen à storm op komst (p.92).
Ook kan de waarde van iets worden verhoogd door het te plaatsen aan het einde van een uitweiding, bijv: faam van man wordt nog groter in vergelijking tot daden van anderen.
‘Opstapeling’ is weer een andere manier van uitweiden: hetzelfde zeggen, maar dan in andere woorden.
Methoden van understatement ((te)zwakke aanduiding) komen op hetzelfde neer.

42. Figuren passend bij verhevenheid - De figuris ad gravitatem facientibus

Erasmus behandelt hier vooral de figuren die een toespraak levendig en bezield maken.
Men kan overvloedig materiaal verzamelen vooral uit redevoeringen van historici, soldaten, magistraten, óf gebruik maken van de nalatenschap van filosofen en dichters/schrijvers.
Erasmus laat zien wat hij ‘onze’ jeugd leert, aan de hand van een voorbeeld. Een aanmoedigingsbrief, geschreven door een grootvader aan zijn kleinzoon..
Aanmoedigen m.b.v. kwaliteiten van zijn kleinzoon zelf; voorrechten familie, voorouders; is reeds de juiste weg aan het bewandelen; verwachtingen van vijanden en weldoeners; schetsen toekomstmogelijkheden; hij moet de antieke helden tot voorbeeld nemen en voortdurend voor zich zien (Hercules is inderdaad fictie, maar Erasmus vertelt wat hij aan Hercules als voorbeeld heeft; Homerus, Odysseus); Alcibiades en Alexander de Grote zijn voorbeelden van grote generaals; ook de grootvader zelf was een held (nog vers in geheugen); dingen die de kleinzoon beter weet: over wat zijn vader tot stand heeft gebracht, op moeilijke missies thuis en in het buitenland; moet zich ervan bewust zijn wat er van hem verwacht wordt (door fam., land); zijn verdiensten; benadrukken wat er gebeurt als hij zijn zaken verwaarloost, etc. (interessant om te lezen!!).

43. De ontmoedigende brief - De genere dehortatorio

Bemoedigen gaat samen met ontmoediging, a.h.v.: schande, schaamte, oneervolheid, verlies,
Voorbeeldbrief van Cicero aan zijn broer Quintus . Hij heeft veel bereikt, goed bezig. Hetgeen hij bereikt heeft moet hij zien vast te houden. Hij moet nog actiever zijn, dan hij als was. Laat het nut en vermaak zijn. Hij (Cicero) weet hoeveel talent hij heeft.
Dus: aanmoedigen, maar ook ontmoedigen: hij wordt aangemoedigd om actief te blijven, ontmoedigd te verslappen.
Nog een vb van aanmoediging : Hij zal zeer beroemd worden als hij nog meer weet te bereiken dan hij tot nu toe al heeft bereikt. Het is binnen zijn bereik. Er ligt een tegenstander op de loer die hij moet overtreffen. Passages met aanmoediging worden geciteerd uit een boek. Hij zegt hem hier alvast te waarschuwen. Het leven van zijn zoons, zijn vrouw, etc, afhankelijk van zijn daden. De staat is afhankelijk van hem, van deze grote geest. Het verdient zijn volste aandacht, dat is zeer belangrijk. Hij moet niet arrogant worden, maar hij mag wel bewust zijn van zijn kwaliteiten. Het is een schande om een reputatie te verliezen. Etc. Hij moet conflict uit de weg gaan.
Faam moet niet worden nagejaagd, maar als je dingen bereikt volgt faam meestal vanzelf. Ja moet blijk geven van je kwaliteiten en voldoen aan dezelfde onderscheidingen als je voorouders. Als je eenmaal beroemd bent geworden zal je altijd voortleven. Je land heeft je nodig. Je moet je verplichtingen moedig ondergaan. ‘It is not for every man’. Hij moet verwachtingen waar maken. Met zijn buitengewone daden zal hij veel bereiken. Hij moet zijn moed, kracht en wijsheid laten zien. Tot nu toe heeft hij iedereen overtroffen, hij moet er nu voor zorgen dat zijn naam onstervelijk wordt. Echte faam ligt niet in rijkdom maar in dapperheid. Vijanden [..]. Ga waar God je roept. Kennis is een kostbaar bezit, je zal het niet meer kwijtraken. Je familie, karakter, wijsheid, verheven gedachten, hebben ervoor gezorgd dat men hoge verwachtingen heeft. Je moet je schamen als je niet die verwachtingen niet waar zal maken. Er moet wel wat gedaan worden dit is tijdelijk, faam is voor altijd. We hebben een man nodig met de sterkte van Hercules, niemand kan dat beter dan jij. Zwak worden is makkelijk, maar denk ook aan degenen die je nodig hebben. Nog twee korte voorbeeldbrieven.

44. Hoe een aanmoedigende brief moet worden beantwoord - Quibus respondendum exhortatori

vb brief: Hij had de beslissing genomen en de brief heeft hem nog meer aangevuurd. Hij hoopt dat zijn enthousiasme en zijn devotie samenvallen met fortune. Het ontmoedigen om af te zien, is gelukt, vertelt de briefschrijver. Zijn aanmoediging heeft zeker effect gehad.

45. De overtuigende brief - De Epistula suasoria

Deze brief verschilt niet veel van de aanmoedigende brief, we mengen verheerlijken, hoop, verwachting met aanmoediging. Er zijn verschillende soorten overtuigende brieven. Deze zal hij apart behandelen: verzoek, advies, troost, aankondiging.
Overtuigende brief wordt op de volgende manier gemaakt: bereiken van goede wil in enkele woorden; narration; verschillende argumenten; per argument.
Vervolgens wordt uiteengezet hoe argumenten eruit moeten zien, gebaseerd op: goedheid, voordeel, bescherming, aangenaam, noodzaak. Deze bestaan weer uit verschillende elementen, o.a.: rechtvaardigheid, natuur, religie, vroomheid, dankbaarheid, respect, wraak, waarheid, etc. Dit zijn allemaal eervolle dingen. De tegenovergestelden worden disgraceful genoemd.
Sommigen behoren tot het lichaam (schoonheid, kracht), andere tot de geest (kennis).

46. Het dilemma en andere manieren van redenaarsargumenten - De complexione, & caeteris argumentationum oratoriarum generibus

Dilemma: als je moet kiezen uit twee mogelijkheden . Bv: als je een mooie vrouw hebt ben je voortdurend bang haar te verliezen, heb je een lelijke vrouw voel je je ellendig omdat ze lelijk is.
Opsomming: verschillende mogelijkheden. Het overgebleven argument is het meest gefundeerde argument (iemand heeft boerderij van ander, alle mogelijkheden bekeken, wat overblijft verklaart waarom het land nu van de ander is).
Eenvoudige conclusie: manier van argumenteren waarbij iets volgt uit hetgeen is gebeurd (als iemand op plek X is vermoord, kan iemand die op dat moment op plek Y was niet de moordenaar zijn).
Toevoeging: dingen zeggen die in de smaak vallen en dingen weglaten die het nadeel van de schrijver zijn.
Tegenstelling: niet meteen tegengestelde zeggen (ontkennen), maar eerst suggeren en dan ontkennen (als we geen vijanden hadden dan..., maar we hebben wel vijanden....) .
Overtreding (violatio): Het argument aangedragen door onze tegenstanders is niet in hun voordeel maar in ons voordeel (Moordenaar! Nee! Hij heeft ons verlost van een tiran).
Gevolgtrekking: propositie, redenering, versterkende redenering, versiering en conclusie. In deze redevoering komt het argument tot zijn recht.
Sluitrede:
Een syllogisme is de meest perfecte vorm van redeneren. Hierbij wordt een conclusie getrokken uit een major premisse en een minor premisse. De meest ideale toepassing hiervan bestaat uit de opbouw major premisse - bewijs voor major premisse - minor premisse - bewijs voor minor premisse - conclusie. Er kunnen eventueel onderdelen weggelaten worden. Erasmus geeft een voorbeeld waarin deze manier van redeneren op correcte wijze is toegepast.
Het doen van uitspraken over de feiten van bepaalde zaken komt voort uit de rechtspraak. Erasmus geeft enkele juridische voorbeelden waarin op correcte wijze uitspraken zijn gedaan.
Bewijzen die theorieën ondersteunen worden verkregen vanuit omstandigheden. Deze omstandigheden worden onderverdeeld in zes of zeven verschillende categorieën:
1. Persoon. Hier betreft het zowel personen die direct als indirect bij de zaak betrokken zijn. Deze categorie wordt onderverdeeld in verschillende divisies:
- Naam. Dit betreft alleen de algemeen gebruikte namen voor personen of groepen mensen, waarbij de eigennaam wordt gecombineerd met een eigenschap of deugd. Deze kunnen gebruikt worden als grond voor een argument, maar ook kan de onwaarheid ervan worden aangehaald als deze incongruent zijn met de handelingen van de betreffende personen.
- Aard. De aard die Erasmus bespreekt is goddelijk dan wel menselijk/sterfelijk. Goddelijke zaken waaruit de aard kan worden afgeleid zijn voorspellingen, voortekenen, orakels en wonderen. Menselijke aard kan worden afgeleid uit zaken als geslacht, ras, afkomst, stand, leeftijd en ‘waarde’; de goede en slechte kwaliteiten van lichaam en geest.
- Levensstijl. Onder levensstijl vallen opvoeding, beroep en karakter
- Geluk. Hierbij moet men rekening houden met of de betreffende persoon een
vrij man is of in slavernij leeft, welvarend of geldbehoevend, een banneling of
onterfd is en of hij al dan niet gezegend is met geluk.
- Gewoontes. Deze omvatten de deugden en gebreken van lichaam en geest die
niet te wijten zijn aan de natuur, maar verkregen zijn door eigen gedrag.
- Gevoel. Gevoel is volgens Erasmus een tijdelijke alteratie van lichaam of geest,
waaronder vooral de gemoedstoestand gerekend moet worden.
- Interesses. Dit betreft het toeleggen van de geest op het beoefenen van een
bepaald onderwerp of vakgebied.
- Gedrag, toeval en uitspraken. Deze categorieën betreffen wat een persoon doet,
overkomt en zegt in zowel heden, verleden als toekomst.
- Doel. Een doel is een opzettelijk plan van actie.
2. Gebeurtenissen. Deze worden, indien bewijsbaar, in een samenvatting van de zaak genoemd, die doorgaans aan het eind geplaatst wordt.
3. Motief. Motief wordt onderverdeeld in voorbedachte rade en impulsieve beslissingen. Impulsieve beslissingen zijn gedachteloze keuzes iets wel of niet te doen waarbij de geest kan zijn vertroebeld door overweldigende gevoelens. Bij voorbedachte rade is er een weloverwogen keuze gemaakt voor het vooropstellen van onze eigen belangen boven die van anderen. Er bestaan zowel hoofdmotieven als secundaire motieven.
4. Plaats. Onder plaats valt een plaatsomschrijving. Hierbij valt te denken fysisch-geografische omstandigheden, afstand, openbaarheid van de ruimte, heiligheid van de ruimte, aanwezigheid van andere mensen.
5. Tijd.
6. Manier. De manier waarop een handeling voltrokken is: in het geheim of openbaar, al dan niet impulsief, onder invloed van anderen, opzettelijk en onder invloed van bepaalde gevoelens.
7. Middelen. De middelen die gebruikt zijn om een handeling te verrichten, zoals wapens of spreuken.
Erasmus geeft vervolgens enkele voorbeelden van manieren waarop bewijzen uit omstandigheden worden aangetoond. Hij vervolgt zijn verhaal met het opstellen van de bewijslast. Bewijs ontstaat volgens hem altijd uit voorbeelden, al dan niet van vergelijkbare situaties en al dan niet een groter goed betreffend.
Uitwijdingen ontstaan uit omstandigheden en zijn combinaties van bewijs en redenatie. Waar verschillende redenaties kunnen worden aangehaald om een gedachtegang te ondersteunen kunnen ook juist verschillende bewijzen een redenatie aannemelijk maken. Bewijslast en rede zijn net als rede en embellishment(?) onlosmakelijk met elkaar verbonden. In ons geval is het daarom noodzakelijk gebruik te maken van uitwijding en enthymeme.
Een volledige uitspraak ontstaat uit de omstandigheden van een bepaalde zaak, maar bewijs wordt gegeven door het opdelen van een groter geheel in kleinere divisies, door het opsommen van gelijke zaken of door een fictieve redenatie waarbij bewust een conclusie wordt getrokken die niet met de feiten overeenstemt.
Argumenten en redenaties kunnen ook getrokken worden uit verschillende onderwerpen(?)(topics).
- Genus en species. Het algemene (genus) omvat het specifieke (species). Als het algemene bestaan van iets ontkend wordt, volgt noodzakelijk de ontkenning van het specifieke geval, maar andersom is dit niet het geval.
- Distinctie. Distinctie betreft het onderverdelen van een algemene zaak in specifieke delen.
- Karakteristieken. Karakteristieken zijn de eigenschappen die specifieke gevallen van elkaar onderscheiden of juist tot een eenheid maken.
- Definitie. Een definitie is een zin waarin kort doch volledig de eigenschappen van iets wordt beschreven. Bij gebrek aan volledigheid kunnen deze eenvoudig onderuitgehaald worden.
- Etymologie. Dit is de interpretatie van een naam of de uitleg van de betekenis ervan.
- Unificatie en opdeling. Door dingen te unificeren ontstaat een samenhangend geheel, door uitzonderingen te maken valt dit geheel weg.
- Oorzaak en gevolg. Oorzaak en gevolg zijn herleidbaar indien de oorzaak van dergelijke aard is dat de gevolgen enkel hieruit kunnen zijn ontstaan. Oorzaken wordt onderverdeeld in substantieve oorzaken, bewegende oorzaken, formele oorzaken en doelmatige oorzaken.
- Oefening
- Adjuncties
- Uitspraken of gebeurtenissen uit het verleden
- Gelijkenis. Het noemen van zaken van vergelijkbare aard
- Het hogere of lagere. Men kan voorbeelden geven die bij zaken van groter of kleiner belang van toepassing waren en op basis daarvan iemands gedrag beredeneren of rechtvaardigen.
- Gelijkheid
- Analogie. Het tegenover elkaar stellen van zaken van ongelijke aard en proportie en hier toch overeenkomstigheid in noemen.
- Tegenstellingen. Erasmus noemt vijf soorten tegenstellingen: negatieve tegenstellingen, tegenstelling vanuit ontkenning, tegenstelling vanuit verhoudingen tussen zaken, tegenstellingen vanuit contrastering, en tegenstelling in voornaamheid. Dit legt Erasmus uit in voorbeelden.
- Substituten. In substituten worden termen vervangen door andere termen, in interpretaties worden termen genoemd en vervolgens uitgelegd.
- Toeval
- Declinaties
- Divisie
Argumenten kunnen zich beroepen op meerdere oorzaken. Ze kunnen volgen uit utiliteit, veronderstellingen en wijsheid van hogere autoriteiten.
Tenslotte keert Erasmus terug naar de belangrijkste onderdelen behorende bij een persuasieve brief: garantie van zekerheid/veiligheid, aangenaamheid, mogelijkheid en noodzakelijkheid. De rest moet volgens hem worden nagelezen in geschriften van retorici. Niet al deze onderdelen hoeven in elke persuasieve brief te worden toegepast. Voldoende is aan te geven wat de lezer in de brief mag verwachten, de goedgezindheid van de aangeschrevene te verwerven (waartoe men hem wil overtuigen of waar men hem vanaf wil brengen), de redenen hiervoor, de bewijsvoering voor die redenen en voorbeelden om de brief te verrijken, waarmee we van rede naar vergelijking naar voorbeeld naar rede leiden.

47. Een voorbeeld van een persuasieve brief - Exemplum Epistolae suasoriae

Erasmus geeft een voorbeeldbrief waarin hij de hiervoor genoemde vaardigheden uitoefent.

48. De ontmoedigende brief - De genere dissuasorio

Voor een ontmoedigende brief verzamelt men alle nadelen van een bepaalde situatie. Erasmus geeft in dit hoofdstuk allereerst een advies hoe leraren deze categorie met hun leerlingen moeten behandelen. Deze moeten vooral oefenen op moeilijke of onaangename onderwerpen: immers is geen onderwerp zo doordrenkt van goedheid dat het een goede spreker niet lukt het slecht naar voren te laten komen.
Men begint een ontmoediging met een algemeen negatief bevonden zaak of idee en benoemt waarom dit negatief bevonden wordt. Vervolgens trekt men een analogie met hetgeen dat afgeraden wordt. Dit kan worden uitgediept door het maken van verdere vergelijkingen. Vervolgens noemt men de eventuele voordelen indien er toch zou worden gekozen voor hetgeen dat afgeraden wordt, maar moet er gauw duidelijk gemaakt worden dat de negatieve aspecten niet tegen de positieve aspecten opwegen. Ook benoemt hij de negatieve gevolgen indien hetgeen dat men wil afraden toch zou gebeuren.

49 De troostbrief - De consolatoria Epistola

Hoewel we vrienden die lijden niet altijd met daden kunnen helpen, kunnen troostende woorden het lijden toch verzachten.
Troosten moet met de grootste voorzichtigheid gebeuren, om te voorkomen dat we open en verse wonden verergeren in plaats van verlichten.
We kunnen op verschillende manieren troosten:
* De eerste manier is absolute openheid. Hierbij gebruiken we voorbeelden om aan te tonen dat het geen zin heeft om verdriet te voelen, omdat er geen andere reden voor een wijze man is om verdriet te hebben dan het overkomen van ongenade of schande. Deze methode is geschikt wanneer we te maken hebben met een filosoof of een sterke man.
* Wanneer de geest te zwak is of het leed te vers of te hevig om openlijk over te spreken, of wanneer de geest te edel of grootmoedig is om troost te ontvangen, dan moeten we overstappen op een meer indirecte benadering. Je schrijft deze persoon dat je hem niet wil troosten, omdat je immers al meermalen getuige bent geweest van de opmerkelijke wijsheid en onwankelbare grootheid van zijn ziel, die sterker is dan alle stormen. Hoewel het ongeluk zo groot is dat het ieder ander zou neerslaan, betwijfel je niet dat deze persoon met zijn onoverwinnelijke karakter de storm zal doorstaan. Je wenst hem liever succes met zijn vastberadenheid dan dat je zijn leed probeert te verzachten.
Erasmus geeft de volgende concrete aanwijzingen om troost te bieden:
* Schrijf dat je het slachtoffer bent van hetzelfde kwaad. Zodra je hiermee de goede wil van de ander hebt gewonnen, kun je langzaam overgaan tot het beschrijven van de oplossing.
* Overdrijf de oorzaken van het leed en geef aan dat dit leed alleen voorname mensen treft.
* Benadruk dat het leed slechts van tijdelijke aard is en waarschijnlijk kort zal duren.
* Als het leed waarschijnlijk van langere duur zal zijn, benadruk dan de mogelijke voordelen die er uiteindelijk uit voort kunnen komen. Het verdragen van het leed kan bijvoorbeeld bijdragen tot het vergroten van je reputatie.
* Geef voorbeelden van personen met aanzien die hetzelfde leed dapper hebben ondergaan.
* Voorkom geestigheid, tenzij er sprake is van zacht leed en waar een grapje de stemming kan opvrolijken.
* Probeer vooral de indruk te wekken dat je vooral troost wilt geven in plaats van uitvoerig advies.
* Vermijd te spreken over je eigen geluk of dat van anderen.
Bij het overtuigen kan gebruik worden gemaakt van de hulpmiddelen die de retorica ons aanreikt.
Er volgen verschillende, zeer uitgebreide voorbeelden.

50 Het antwoord op de troostbrief - Ad consolationem responsio

De manier waarop je reageert op iemand die je een troostbrief heeft geschreven, wordt bepaald door de omstandigheden.
Een belangrijke regel is, dat je de trooster bedankt voor zijn vriendelijkheid. Vervolgens prijs je zijn bekwaamheden door te benadrukken dat niemand jouw leed beter had kunnen verlichten met zoveel welsprekendheid. Ten slotte verklaar je dat zijn wijze, geleerde, serieuze en bovenal vriendelijke benadering een groot deel van je zorgen heeft weggenomen.
Indien de troostende woorden niet hebben geholpen, dan prijs je zijn intenties, zijn toewijding en zijn vermogens zoals een zeer bekwame dokter die veel ziekten kan oplossen, maar waarvoor dit probleem te groot was.

51. De verzoekbrief - De petitoria Epistola

In de retorica moet een verzoek voldoen aan de volgende eisen: 1) Voldoen aan het verzoek ligt binnen de macht van degene die het verzoek gedaan wordt 2) Verklaar de rechtmatigheid van het verzoek 3) Geef een indicatie van de wijze waarop aan het verzoek kan worden voldaan 4) Verklaar dat een beloning zal volgen.
Erasmus zegt zelf het volgende over de eisen aan een verzoek: het karakter van de dingen waarom we verzoeken varieert en er is ook een grote variëteit in de personen die erbij betrokken zijn. Gevolg is dat de methode voor het doen van een verzoek ook zal moeten variëren, van direct tot indirect.
Er volgen drie uitgewerkte voorbeelden: een voorbeeld van een indirect verzoek, een verzoek voor iets schandelijks en een verzoek voor iets eerbaars. Er volgt ten slotte een verzameling passages die een verzoek illustreren, een soort ‘standaarduitdrukkingen’.

52. De aanbevelingsbrief - De commentatitia Epistola

De aanbevelingsbrief staat in relatie tot de verzoekbrief, want wanneer we iemand aanbevelen, doen we eigenlijk een verzoek namens iemand anders en daarom vereist deze brief dezelfde behandeling.
Degene die een aanbevelingsbrief schrijft, moet er alles aan doen om zo overtuigend mogelijk uiteen te zetten waarom we iemand aanbevelen. Gewezen kan worden op de bijzondere relatie die je met deze persoon hebt of op de bijzondere kwaliteiten van deze persoon. Het kan erg nuttig zijn om te benadrukken dat degene die je aanbeveelt, een hoge dunk heeft van de persoon tot wie de aanbeveling gericht is.
Wat de zaak zelf betreft, moet we erop wijzen dat eenvoudig aan het verzoek kan worden voldaan, dat het eerbaar en van nut is. Het is toegestaan om de toevlucht te nemen tot smeekbedes. Ten slotte moet je zowel namens jezelf als namens degene die je aanbeveelt de aangesprokene beloven hem altijd dankbaar te zullen zijn.
Een aanbeveling moet kort en niet te gedetailleerd zijn.
Een aanbevelingsbrief kan direct, indirect of humoristisch zijn.
Er volgt een uitgebreid voorbeeld van een brief van Cicero. Ten slotte volgen ook hier een aantal ‘standaarduitdrukkingen’.

53. De adviesbrief - De monitoria Epistola

De adviesbrief heeft een tweevoudig doel: enerzijds vakkundig een fout uiteenzetten die we willen herstellen, anderzijds wijzen op een manier van optreden in het geval iemand niet weet hoe iemand een probleem moet aanpakken.
Omdat iedereen graag van zijn eigen fouten leert, wordt hierdoor de hardheid van de kritiek verzacht.
We moeten niet te zwaar tillen aan de fout van iemand: iedereen maakt fouten en deze fout wordt ongetwijfeld veroorzaakt door zijn jonge leeftijd of onbezonnenheid. Het behoort tot de taak van vrienden om op elkaars fouten te wijzen en de fout kan gelukkig zonder veel moeite hersteld worden.
Als we schrijven aan een leider of koning, die geen kritiek zullen verdragen, dan moeten we kritiek leveren door middel van valse lof. Als we zijn vele deugden prijzen (die ontoereikend zijn) en sommige afschuwelijke fouten van anderen overdrijven, dan geven we tactisch advies aan degene die zich eventueel bewust is van zijn eigen fouten en tekortkomingen.
Er volgen twee voorbeelden van een adviesbrief.

54. The method of going over a lesson - Qui sit modus repetendae lectionis

Erasmus zet een methode uiteen die je kunt gebruiken om een tekst te bestuderen. In het kort komt het erop neer dat je een tekst heel nauwkeurig, woord voor woord, moet bestuderen. Onduidelijkheiden of dubbelzinnigheden vereisen extra aandacht. Belangrijke passages moeten gemarkeerd worden, zodat je deze later kunt navolgen. Denk altijd aan de bedoeling die de schrijver van de tekst heeft.
Er volgen twee voorbeelden en een aantal ‘standaarduitdrukkingen’ voor een adviesbrief.

55. De vriendschapsbrief - De amatoria Epistola

Er zijn veel verschillende soorten vriendschapsbrieven, maar Erasmus geeft de volgende tweedeling: verzoeningsgezinde en amoureuze brieven.
De verzoeningsgezinde brief is die waarin we toespelingen maken op de goede gunsten van een persoon die we vantevoren niet kenden. Eerst zet je overtuigend de redenen uiteen die hebben geleid tot het dingen naar de vriendschap. Hoewel het moeilijk is om dit te doen zonder vleierij, moeten we elk vermoeden hiervan zien te vermijden. Als er vervolgens iets is dat de ander kan overhalen om je genegenheid te beantwoorden, dan moeten we dit zonder arrogantie ter sprake brengen.
Maar als we dingen naar de wederzijdse liefde van een meisje, dan moeten we gebruik maken van de twee belangrijkste instrumenten voor overtuiging: lof (m.b.t. schoonheid, leeftijd, karakter, familie, beschaving etc.) en medelijden (m.b.t. vrees dat de liefde niet beantwoord wordt).
Er volgen een aantal ‘standaarduitdrukkingen’ voor een vriendschapsbrief.

56. Brieven van het demonstratieve (betogende) genre - De demonstrativis generis Epistolis

Betogende brieven worden zelden als afzonderlijke klasse behandeld, maar zijn vaak onderdeel van andere klassen. Met betrekking tot betogende brieven kan de retorica ons veel nuttigs leren. Erasmus geeft een voorbeeld hoe je - in navolging van de retorica - een plaats het beste kan beschrijven.

57. Juridische brieven, ten eerste de aanklachtbrief - De judicialis generis Epistolis, & primum de criminatoria

Ook als we iemand aanklagen, dan moeten we de theorie van de retorica volgen. Dezelfde techniek als in een toespraak kan gebruikt worden in een brief. Beknoptheid is in een brief echter van groot belang. Het is toegestaan om meteen met de deur in huis te vallen, om op die manier aan te geven hoe vreselijk de misdaad is. Volgens de retorica kan dit niet voor de rechter.
Er volgt een voorbeeld van een aanklachtbrief.

58. De klaagbrief - De expostulatoria Epistola

Klachten treffen we vaak aan als vrienden hun plichten verzaken. Klachten zijn niet bedoeld om de vriendschap in de war te sturen. We moeten het verzuim zelf veroordelen en vragen naar de reden waarom de vriend zijn verantwoordelijkheden niet nakomt.
Er volgen vier voorbeelden en een aantal ‘standaarduitdrukkingen’ voor een klaagbrief.

59. De excuusbrief - De purgatione

We gebruiken excuses om te weerleggen dat we ons aangevallen voelen door een klacht: we zijn dankbaar voor de terechtwijzing en we zullen er alles aan doen om het goed te maken. Er bestaat geen speciale methode voor de excuusbrief, alles hangt af van het onderwerp, de omstandigheden en de personen die erbij betrokken zijn.
Er volgt een voorbeeld van een excuusbrief en een aantal ‘standaarduitdrukkingen’.

60. Brieven van rechtvaardiging, verdediging - Purgatoriae Epistolae

Geen algemene opmerkingen: er volgt alleen een voorbeeld en een aantal ‘standaarduitdrukkingen’.

61. De reprimandebrief - De exprobratione

Waar we onze vrienden slechts tegenspreken, gebruiken we bij onze vijanden en ondankbare mensen reprimandes; een intensievere vorm.
Reprimandes zijn eigenlijk een vertrek van menselijk gedrag, dus we moeten benadrukken dat we ertoe gedwongen worden door de ondankbaarheid van de ander of zijn stomheid. Eervolle mannen doen vaak reprimandes als ze ertoe gedreven worden. We zullen veelvuldig een beroep doen op het eigen geweten van de man en de feiten van de zaak presenteren door vaardig te vertellen, onze eigen vriendelijkheid vergrotend en zijn ondankbaarheid ten opzichte van ons te vergrotend.

62. De scheldbrief - De Epistola invectiva

De techniek van het schrijven van scheldbrieven is deels overgenomen uit de demonstratieve groep en deels uit de beoordelende methode.
We moeten zowel de aantijgingen weerleggen en krachtig verdedigen en aanvallen, zoals in gerechtelijke omstandigheden.
We moeten de ontolereerbare stomheid onze tegenstander duidelijk maken.
Als we opgewarmd zijn en de toespraak doorgaat, zullen we de andere partij ridiculiseren met slimme opmerkingen en kwinkslagen.
Het is niet mijn doel om mensen te leren om slecht te spreken, maar het is goed om te leren je wapen te hanteren als verdediging tegenover onbeleefde provocatie. Deze vaardigheid zou niet nodig hoeven te zijn. We hoeven deze vaardigheid ook niet te trainen, want bijna iedereen is hierin welsprekend.

63. De brief met een dringend verzoek - De deprecatoria Epistola

We pleiten voor genade als we schuld bekennen en dus gratie voor ons zelf vragen of voor anderen. In dit geval zullen we eerlijk schuld bekennen. Als de brief verder gaat, zullen we de daad kleiner maken, onervarenheid bepleiten (of jonge leeftijd of het feit dat het de eerste misstap was en we zullen een deel van de schuld bij anderen neerleggen) We zullen zeggen dat de beschuldigde zo overmand is met schuld, angst en boetedoening dat hij medelijden verdient. We zullen onze invloed invoegen en ons opstellen als waarborgers van verzoening.

64. Verzameling van materiaal voor brieven met een dringend verzoek - Deprecatoriae sylva

Opsomming van voorbeelden

65. Ongewone soorten van brieven - De extraordinariis generibus Epistolarum, & primum de nunciatione

Tot zover hebben we het gehad over brieven die in de drie soorten vielen, namelijk die van de overtuigende, de demonstratieve of de gerechtelijke brief. We komen nu bij de overgebleven soorten. Ze hebben niet zozeer behoefte aan retorische techniek, maar komen meer voor dan degenen die we al besproken hebben. In het bijzonder zullen we het nu hebben over de brief waarin we een vriend nieuws vertellen. Deze informatie moet recht voor zijn raap zijn en helder, ook kort en precies. Er moet soms troost in of juist felicitaties. Het moet op een vertellende manier gebeuren.

66. De instructiebrief - De mandatoria Epistola

Voor de instructiebrief is er geen speciale sjabloon, behalve elegantie en kortheid.

67. De brief van goedkeuring - De Epistola collaudatoria

Goedkeuring is het prijzen van een dochter of een zoon, een soldaat, een slaaf, een vrijgemaakte, een dienaar, een echtgenote, of anderen over wie we autoriteit hebben vals ze hun plicht hebben gedaan.

68. Het dankzeggen - De gratiarum actione

We geven dank aan degenen bij wie we geen recht hebben tot het geven van commando’s. De gunst die we hebben ontvangen zal op elke manier moeten worden overdreven, bijvoorbeeld door te zeggen dat de gunst zo spontaan werd overlegd (zonder aarzeling of op het juiste moment, genereuzer dan de ander had durven vragen, tot iemand die het niet had durven vragen, dat we blij zijn hem iets verplicht te zijn etc.) Een groot deel van onze dank ligt erin, te realiseren hoezeer we in de schuld zitten bij de ander, en dat we dit willens en wetens onder ogen komen. De behandeling zal indirect en direct geschieden: je kunt zeggen dat de vriendschap te groot is om zich verplicht te voelen, of je kunt zeggen dat we onze dank niet in woorden kunnen uitdrukken omdat de gunst zo enorm groot was.

69. De treurbrief - Lamentoria Epistola

Gedeelde smart is halve smart. Deze brief komt dicht bij de troostbrief, maar hier zijn geen vaardigheden nodig want zorgen maken iedereen welsprekend.

70. De felicitatiebrief - De gratulatoria Epistola

Gedeelde vreugd is dubbele vreugd. We verdubbelen de vreugde van een vriend door te feliciteren. DE in het hart gevoelde vreugd zal moeten worden vergroot of overdreven. Bijvoorbeeld door te zeggen dat al het goede wat tot hem is gekomen, alleen komt vanwege zijn eigen energie, niet door het lot. We zullen zeggen dat we hopen dat dit een goed voorteken is voor hem zelf. We zullen de eer feliciteren, dat ze een zodanig groot man voor zich heeft gewonnen. Paralepsis is een belangrijke stijlfiguur in dezen.

71. De humoristische brief - De jocosa Epistola

In elk type brief zou men volgens Erasmus een grapje moeten inpassen op het moment dat het onderwerp dit toelaat. Brievenschrijvers als Cicero, Campano en Ausonius waren hier zeer bedreven in. Het beoogde soort grapje beschrijft Cicero in De Oratore en Quintillianus in het hoofdstuk ‘Over gelach’. Het eerste waar men op gericht moet zijn bij het maken van een grapje is dat dit op het juiste moment, stijlvol en gepast gebeurt. Erasmus geeft een voorbeeld waarin dit niet het geval is, en waarschuwt de lezer voor het hier ontstane effect.

72. De verbroederende brief - De conciliatoria Epistola

Waar men in lofprijzende(?) brieven graag de gunsten van vrienden wil verkrijgen ten bate van een ander, wil men in verbroederende brieven juist graag zelf in gunstige gezindheid komen van een persoon waarmee nog geen kennismaking heeft plaatsgevonden. Deze brieven kunnen zelfs bij de meest integere mensen niet gevrijwaard gaan van vleierij. Het is volgens Erasmus belangrijk de aangeschreven persoon lof te betuigen zonder onoprecht te lijken en onszelf aan te prijzen zonder arrogant over te komen. Hoewel men zijn talenten dient te prijzen, moet de lezer zo min mogelijk het idee krijgen met vleierij te maken te hebben. Wat de schrijver betreft moet hij niet ingaan op zijn bezittingen, maar op zijn toegewijdheid, interesse en bewondering voor hoge waardigheid, en getuigen van zijn gewilligheid tot het vormen van een vriendschap. De verbroederende brief valt onder de vriendschappelijke brieven. Het verschil met de lofprijzende brief is dat deze een verzoek tot iets bevat en de verbroederende brief enkel het vormen van een vriendschap voor ogen heeft. Erasmus geeft enkele voorbeelden uit lovende brieven van anderen, antwoorden op lofbetuigingen en responsen op deze antwoorden.

73. De tegemoetkomende brief - De officiosa Epistola

In sommige brieven biedt men vrienden diensten aan zonder dat deze (uit schaamte om om hulp te vragen) hierom gevraagd hebben. Het is volgens Erasmus goed om deze mensen ondersteuning te bieden door ze juist het gevoel te geven dat zij jou een dienst bewijzen door je hulp te accepteren. Erasmus noemt eerst een aantal citaten van anderen die als materiaal voor een tegemoetkomende brief gebruikt kunnen worden en vervolgens enkele passages uit brieven die hij zelf voor dit doeleinde schreef.

74. Disputatoria genus - De officiosa Epistola

Onder geleerden is het volgens Erasmus gebruikelijk brieven te schrijven met uitwisseling van wetenschappelijke feiten en ideeën, wanneer zij over een bepaald onderwerp willen leren of het over een bepaald twistpunt niet eens worden. Erasmus noemt hiervan enkele voorbeelden onder bestaande brieven.

Continue
Continue