Fredrik Duim: Huig de Groot. 1742.
Uitgegeven door EDITEUR
Red. dr. A.J.E. Harmsen, Universiteit Leiden.
Ceneton02203 - UBGent / Ursicula
In deze uitgave zijn evidente zetfouten gecorrigeerd en gemarkeerd met een asterisk.

Dit is een onderdeel van de Ceneton Groeipagina. Van dit toneelstuk moeten nog alle pagina’s gedaan worden.

Continue

Fredrik Duim: Huig de Groot. 1742.




HUIG De GROOT Behelzende 's Mans Levens-Gevallen, na zyne Vlugt uit het Slot te Loeveftein, tot, en na Zynen Doot. HET EERST E' DEEL. BLYSPEL. DOOR FREDR1K DUIM. TE AMSTERDAM, Gedrukt voor den Autheur. Eu zyn te Bekomen by ISAAK DUIM, Boekverkoper bezuiden het Stadshuis, AAN DEN L EZ E R. OM de levens gevallen van Huig de Groot, na zyue Vlugt uit het Slot te Loeveftein, tot, en na zynen Doot, volgens den Toneel-Regel te verhandelen , heeft my de nootzakelykheit gedwongen, het fboor van Vondel in te flaan, om hem, na zyne Dry Delen van Jofeph , te volgen , vermits ik geen kans zag, om in ŽŽn Deel, de Dry Eenheden te behouwen , die vereifcht worden in een goet Toneel-Spel. Ook eifchte de waarfchynelykheit,nevens de welvoe felykheit, dit Spel in drie byzoudere tyden, op drie yzoudere plaatzen, te laten Spelen, hieromme hebbe ik het Spel gefplitft in drie Delen, yder (niet in Vyf, als Vondel zyuen Jofeph doet,) maar in drie Bedryven, op den voorgang van Aflelein , en anderen , de reede is , indien yder Deel verdeelt was ia Vyf Bedryven, dan zou 'er .in yder Bedryf, niet wel Yoegelyk, geene genoegzame veranderinge van Toneelen Konnen gebragt worden, of,wiert zulks gedaan, dan zoude het werk, tegens't bedek des Toneels, te wyd uitlopen, ik noeme het drie Delen, behorende tot ŽŽn Onderwerp, namentlyk de gevallen des Levens, van Huig de Groot , na zyne Vlugt uit het Slot te Loeveftein, tot, en na zynen Doot, gemerkt yder Deel op zich zelve ftaat, en de Bedryven vervatten het zakelykfte, 't welk in yder Deel bedreren word. derhalven fchryft men fcwalyk , als men het Bedryf, ŽŽn Deel noemt, want het verfchilt veel, * 2 iets Berecrt aan den Lezer. iets te Bedreven, of te verdelen; een Spel van Vyf Bedryven, is eigentlyk maar ŽŽn Deel, geen Vyf Delen, en gefchikt in Vyf Bedryven , waar in dat eene Deel, onderfcheidelyk wprd uitgevoert. hierom verwonder ik my , dat men de Bedryven Delen noemt, tegens de Reede , en 't algemeen gebruik , maar. men wil fomwyle wat nieuws uitdenken , om boven anderen uit te munten , en daarom fpeeltme met zyn zinne Poppen. Goet is 't, als 't in reede beftaat, en waardig is, om van 't gemeen gebruik af te wyken , maar belachelyk, als het geen Iteek kan houwen. Zie dan het Eerfte Deel fpelen in het Hof van Zweeden. Het Tweede te Roftok, jn Ponieren, en het Derde te Delft, in Hollant. Ik doe den Heere De Groot, in het Hof te Stokholm , ophouden door de Koninginne , fchoon de Hiftory zegt, dat de Groot werkelyk van Stokholm vertrokken, en reeds te Lubek was gekomen, zonder kennifle van de Koninginne, die terftont ŽŽn Edelman van haare Bedkamer, genaamt van der Linde, hem na zondt, en te Lubek achterhaalde; hem radende uit Zweeden niet te vertrekken , voor dat hy de Koninginne noch eerft eens begroet hadde, waar op hy wederkeerde; dit ontydig vertrek, baart ia my eenige bedenkingen , wat of 'er de reede vau mag geweeft zyn , of zyne vuurige begeerte naar zyne Huisvrouwe, of zyne bekommeringe voor ziekte , wegens de barre Zweedfche lucht, of zyne ¥vreeze van in Zweeden , om andere redenen, opgehouden te worden, hoe 't ook &y, 't koomt my voor , als eenigzins Ihydende met de welbetamelykheit, voor 't minfte , met de wellevenheit, die hem verplichte, over alle die zwarigheden heen re Happen , hierom doe ik hem zyne begeerte, om te vertrekken, aan Salvius bekent Èakeu, op dat deeze, dit bericht aan de .Kqninginne brengende, zy gevoegelyk haren Edelman, aan de Grooc konde eenden, met bevel, om niet te vertrekken voor dat zy hem nader gefproken hadde , dit achte ik veel Hoffelyker, en welvoegelyker te zyn, dan -dat hy, zonder volkomen affcheit te nemen van de Koninginne , uit het Hof vertrokken was. Meer hebbe ik mynen Lezer aiet te berechten , die ik wenfche wel te varen. VERTOONERS. De Groot , Gewezene Afgezant van 4£ Kroon Zweeden, aan 't Hof van Vrankryk. Thans Raadt van Staat der Kouinginne. Christyna, Koninginne van Zweeden. Oxenstiern, Ryks Kancelier van Zweeden. W R Angel, Opper- bevelhebber der ?weedfche Lant en Zee-Magt. Salvitjs, Geheimfchryver van Staat. Van Der Linde, Edelman der Koninginne Eedkamer. Willen Krommon. | Volg-Jonkers van Jan Vanreigersbergen.) Stom. Staat-Juffers. Edelingen.

HUIG DE GROOT

in 't Hof van

ZWEEDEN

EERSTE BEDRYF.

EERSTE TONEEL.

OXENSTIERN, DE GROOT, WRANGEL,
KROMMON, REIGERSBERGEN.
OXENSTIERN.

ZYt welkom edÕlen Heer in Zweeden; uit het hof
Van Vrankryk; daarge uw ampt bediend hebt met veel lof,
Gy zyt herroepen, wyl haar Majesteit de jaren,
Om zelve Õt Ryksgebied, met volle magt te aanvaren,
(5) Bereikt heeft, en is thans gezeeten op den troon;
Gekroont tot Erf-Vorstin der Gotsche, en Zweedsche Kroon,
Als Erfgenaam vatn Vorst Gustaaf Adolf, haar' Vader.
't Heeft haare Majefteit behaagt, om u wat nader Te kennen, zy wil zien haar' braven Afgezant, Wiens wys beleid, het Ryk heeft loff'lyk onderftant Gedaan, met raad en daat, dentydtvan twalef jaren; Hierom behaagden 't haar, genadig te verklaren, De zucht die zy gevoelde , om u in 't hof te zien , En haare erkentenis grootmoedig aan te bien, Wyl zy van uw verftant, en wouderlyke gaven, Bericht is; en haar' geeft heeft achting' voor debraven, Eri ed'le geeften. Dit 's de reede , waarom zy U heeft herroepen, om te zien u van naby. De îroot. leven, Doorlachte eaEdlea Heer,'k bea't welzya van myn .' . .A Aan Aan u verfchuldigt, gy hebt my tot Staar verheven, Toen ik in Ballingfchap moeft vlugten uit myn Lant, En my verwaardigt, om te zyn 's Ryks afgezant, In Vrankryk.Deze kroon nam my in haar beicherming', Hier vond ik, voor verdrukte onnozelheit, ontferming', My wierd desKoningsgunfte, en goedheittoegezegt, En, tot myn onderhout, een Eergelt toegelegt. OXENSTIERN. 'k Heb veel gehoort ,myn' Heer, van uwe lotgevallen In Hollant, 'k beu benieuwt, wat u in 't Ry k der Gallen Bejegent is; waarom gy weder trok van daar; En hoe ge in Hollant raakte in 't uiterfte gevaar. De Groot; ven, De grootfte van het Hof my riedden ,'k moefte fchry- Tot myn verdediginge, en onfchult, de bedryven, Van myne Rechters , in het Rechtsgeding gepleegt. Ik heb 't gedaan; na ik myn harte eerft haddŽ ontleegt, Van alle paffie, en vooroordeel. Maar , de Staaten Verklaarden 't een Libel te zyn, om de onderzaten Te wenden van hun' plicht, tot oproer, en rerraati Ik, ftrafbaar aan den lyve, en goed'ren, om die daat.. Enwyleik,om dit fchrift, gevaar voor my bevroede, Nam my ,genadiglyk, de.Koning in zyn hoede, Ik leefde toen geruft in 'c Franfche Lely,Hof; Maar eerlang kreeg ik daar tot achterdenke Itof, Dewyl men,eerftbedekt,daar na,metfchynvanreede, Die, met een' fchoone glim p van Staat, men overkleede, ZVIy zocht te trekken van de waarheit, die 'c gemoed Hebbe overtuigt, om in de Hof-Kerk mynen voet ken, Te'zetten, 'k merktte ook datze iets wilden uitmy trek- Tot nadeel van den Staat, met ftukken hen te ontdekken, Waarin gegront was de Ooft- en Wefter-Maatfchappy* Ik fchoof beleefd'lyk dit verzoek van myne zy, En wilde hunne gunft,met ontrouw niet vergelde. En wyl ik, naar hun' zin, my niet gewillig ftelde, nut, Scheen ik voor Vrankryk,naarhunmening,ganfchon- Ja, zelfs onwaardig, om tezynin's-Ryk* befcbut, En Intuffchen hadde ik tydt, voor myn belang te zorgen; De Verft van Holftein hadde , en ook de Deenfchc My aangezo.9ht,om vry te komen met 'er woon, Kroon^ In hunne ftaaten, en in hunnen dienft te treeden, Maar uwdoorluchtigheit kon 't beft my overreeden; 'kVerlietdus onvernoegt, 't verdrukte Vaderlant, En wierteen' Zweed ; en, door uwgunft, 's K.y ks Afge- By deeze gunfte , wilde uw Excellentie voegen, z.ant , Te neemen ballen tyde, in mynen dienft genoegen. W R Angel. 'k Verwonder iny, myn' Heer, dat gyu, als verpaat, Aan Hollant hielt, uw al te ondankbaar Vaderlant, Van wien gy hoon, en fmaat, en oneer hebt ontfangen, En u niet overgaf aan Vrankryks Staatsbelangen. OXENSTIERN. Had haare Majesteit 't gebied niet aangevaart,. Men hadde aan u getoont hoe nodig gy ons waart , De Raden van het Ryk, (was hunnemagt gebleven,) A 2" Die

Continue